Bij katten onderscheiden we verschillende soorten drinkers. Babykatjes drinken melk, maar rond 5 weken ontdekken ze het water door hun bekje af te likken nadat ze er, onbeholpen, met hun snoetje hebben in gehangen. Een gracieus dier als een kat drinkt elegant en gebruikt heel handig haar tong, door het puntje naar beneden te krullen, om het water netjes op te lepelen. Er bestaan zelfs frivole diva’s die heel speels met hun voorpootje in de waterbak dippen om dat vervolgens af te likken. Een van mijn katten “test” het water  met zijn voorpoot en laat zich vervolgens boven de waterbak zakken om het met zijn tong met hoge snelheid naar binnen te klokken. Die zelfde kat is ook verzot op “mensenthee” en komt gezellig uit het bad lurken. Kater Harry hield van terrasjes  en maakte zich nuttig door tuinplantjes af te likken na een plensbui en door het drooglikken van de douchecabine. Gezellige tapgasten zijn er ook te vinden onder katten; zij hangen het liefst de hele dag aan de kraan.  Na sluitingstijd is voor dit publiek een stromend waterfonteintje een goede optie. Vanzelf bestaan er ook sociale drinkers, zij drinken uit het waterglas van de visite. Water drinken is goed voor katten met urineweg problemen. Voor de afwisseling kun je het water extra aantrekkelijk maken door in een van de bakken een takje kattenkruid, valeriaan, ijsklontjes of een scheutje kattenmelk te doen of je kunt regenwater opvangen. Plaats  verschillende soorten waterbakken op de looproutes van je katten (ook buiten) om het drinken te bevorderen en zet ze nooit naast de voerbakjes neer, zo drinken ze meer.

Anja Terlouw,  13 mei 2016